Verhalen zijn bruggen.
Ze brengen je van hier naar daar en van vroeger naar nu.

Het mooist zijn de echte verhalen. Met diepe wortels in het

verleden laten ze je proeven van authenticiteit en bewaren ze

de fijne dingen van het leven voor de toekomst.

Vertellingen liggen overal, je moet ze alleen ontdekken.

Bijvoorbeeld in Aarsele. Lees maar ...


Die nacht, toen Daniël de duisternis van zijn bed voor de elfde keer had omgewoeld en de wakende maan uit de ogen had gewreven, hoorde hij zichzelf plots het verlossende woord uitschreeuwen. Het was de nacht dat hij dacht aan de dingen die de mensen ‘van vroeger’ noemen.


Ook van zijn vader Cyriel had hij gedroomd en hoe de omwonende buren diens zoon als kleine jongen altijd hadden toegeroepen als ‘een van Seriels’. Zijn bijslaapster wist het als eerste: vanaf nu zou hun prille ijssalon bij de hoeve “Serelly’s” heten. De laatste twee letters deden haar smelten ...

OVER VROEGER DAT ALTIJD BLIJFT


In de lage meersen langs de spoorstaven in Aarsele nemen de hoeve, de landerijen en de dieren van Daniel Peck alle tijd voor... de tijd.
Een jaartal op een stille steen verklapt dat ze dit reeds doen sinds 1772. In een renteboek (1432) van Aarsele komt “meersch(en) ... ghelegen in den gavere in Aersele” voor.


De plaatsnaam ‘meersch’ betekent moeras oftewel laaggelegen weiland. ‘Gaver’ verwijst eveneens naar moerassig land. Deze ‘meersen’ behoorden in de vijftiende eeuw tot de heerlijkheid ‘Gruuthuse’, ook wel gekend als ‘Tielt-ten-Hove’.

De familie vanden Gruuthuse bezat een uitgestrekt landbouwgebied met heel wat landgoed in Tielt, Aarsele en andere gemeenten. Later, midden negentiende eeuw, heette de wijk waar de hoeve ligt ‘Braembosch’.

Rond 1846 nam Camille Delmotte(overgrootvader langs moederszijde)de boerderij over in erfpacht tot de aankoop in 1953 door Cyriel Peck. Hier wordt al vier generaties – naast wat gewasteelt – vooral melk verwerkt.

DANIËL:


“Als kind kon ik er uren naar kijken: mijn moeder en haar moeder bereidden de melk in de keuken van de boerderij. De afgeroomde melk was voor de kalveren. De room zelf ging in een kuip en moest ‘verzuren’ alvorens we er boter van slingerden in een karn. De aandrijving van de trommel gebeurde eerst nog met een hond, aan de buitengevel. Dat ging een stuk sneller dan met de hand. Afhankelijk van de temperatuur gooiden we er ijsblokken of warme melk bij.
De boter werd nadien twee tot vier keer gewassen, meer dan het gemiddelde. Net hierdoor was ze zuiverder, werd
ze niet ‘sterk’ en kon ze langer bewaard worden.



Ik weet nog dat wanneer ik aan de eettafel met een mes een lik boter afstreek, er soms water uit de boter kletste. Dat betekende dat ze goedgewassen en zuiver was. Deze boter en de eieren van de leghennen verkochten we thuis en op de markt van Kruishoutem. Later was die intensieve arbeid niet meer rendabel. Maar al het goede van onze melk lieten we niet verloren gaan, maar verwerken we nu in ijs, room en pannenkoeken die zeldzaam smaken naar lang geleden... en naar meer”.